Casusbeschrijving
In deze les zijn 14 cursisten individueel aan het werk. Een deel van de cursisten is bezig met een taaltoets, een ander deel werkt individueel aan opdrachten ter voorbereiding van verschillende examens. De docent loopt door het lokaal en helpt de cursisten waar nodig. Een van de cursisten is zelfstandig bezig met een opdracht voor KNS. In dit fragment kijkt de docent even mee over de schouders van deze cursist en spreekt de cursist aan over de vraag waar ze net mee bezig is.
Lesfragment
De docent kijkt even mee over de schouder bij een cursist. De cursist heeft de volgende vraag op het scherm: ‘Hoe moet Rachel haar nieuwe bankpas betalen?’ met meerkeuzeantwoorden.
D: “Oh, dat is een interessante vraag.”
De cursist kijkt verbaasd naar de docent en begrijpt de vraag niet.
D: “Je kan niet pinnen. Je kunt niet betalen met je bankpas!”
De cursist weet nog steeds het antwoord niet.
D: “De bank schrijft het automatisch af!”
De cursist kruist het antwoord aan waarin staat dat de bank het afschrijft.
De docent gaat verder met de ronde door de klas en kijkt even mee bij een andere cursist.
Reflectievragen - Feedback
De docent geeft de cursisten adequate feedback op het taalleerproces.
Over dit fragment:
- In hoeverre begrijpen de docent en de cursist elkaar in dit fragment?
- Hoe leidt de docent de cursist naar de oplossing?
- Wordt de cursist gestimuleerd zelf na te denken over de oplossing?
- Heeft de cursist na de interventie van de docent inzicht in wat goed/niet goed gaat, m.a.w. krijgt zij adequate feedback? Waarom vind je dat?
Je eigen situatie:
- Het gebeurt vast ook weleens in je eigen les: de cursist en jij begrijpen elkaar niet, praten langs elkaar heen. Hoe ga je daar zelf mee om?
- Hoe is het bij jou? Geef je zelf soms/vaak -zonder erg- meteen het goede antwoord weg? Moet je jezelf vaak verbijten om het goede antwoord te geven, of laat je cursisten altijd zelf het antwoord bedenken? Wanneer kies je voor het een, wanneer kies je voor het ander?