KET-les Lesdoel in relatie tot leertraject 2 Ploegendienst

Casusbeschrijving

Dit fragment komt uit een les aan 11 laagopgeleide vrouwen. Er is de hele les hard gewerkt rondom het thema werk. De gehele les is het onderwerp duidelijk naar de leefwereld van de vrouwen getrokken (zie ook voorbeeld 1 Dromen over werk). De cursisten hebben over werk gesproken, stukjes gelezen en zijn met woordenschatoefeningen bezig geweest. Tegen het eind van de les meldt één cursist dat ze eerder weg moet.

Lesfragment

De cursisten zijn bezig met een woordenschatopdracht uit het boek. Ze moeten steeds uit vier woorden één woord wegstrepen dat er niet bij hoort. De docent loopt rond om vragen te beantwoorden. Een cursist vraagt wat ‘ploegendienst’ betekent. De docent legt uit. Later in de les geeft dezelfde cursist aan dat ze eerder weg moet.
C: “Kwart voor 12 weg, kind ophalen.”
D: “Maar vorige week hoefde je niet eerder weg. Hoe kan dat?”
C: “Soms wel, soms niet.”
D: “Waarom?”
C [werpt kort een blik op haar boek en zegt]: “Mijn man heeft ploegendienst."

Reflectievragen - Lesdoel in relatie tot leertraject 

De docent zorgt ervoor dat doel en inhoud van de les gericht zijn op de onderwijsdoelen van de cursisten.

Over dit fragment:

  1. Waaruit blijkt in dit fragment dat er in de les een koppeling wordt gemaakt tussen het lesonderwerp en de leefwereld van de cursist?

Je eigen lespraktijk:

  1. Kun je je een eigen les herinneren waarin het nieuw geleerde snel werd toegepast? Wat was het voor les en hoe was die les opgebouwd? In hoeverre speelde de aansluiting op de taalomgeving en de onderwijsdoelen van de cursisten hierin een rol?
  2. In dit fragment maakt de cursist meteen zelf gebruik van het nieuwe woord. Meestal moet je dat als docent proberen te doen. Hoe bewust ben je daar mee bezig in je les?