Casusbeschrijving
Lezen in de les, vaak een lastig onderdeel. Is het wel efficiënt om in de les te lezen? Kunnen de cursisten dat niet beter thuis voorbereiden, zodat je in de les de moeilijke woorden of vragen bij de tekst aan kan pakken? Maar hoe oefen je dan de leesstrategieën? De docent in het volgende fragment heeft ervoor gekozen om wel een tekst te lezen, als voorbereiding op het inburgeringsexamen. Ze geeft les aan 6 cursisten, die eerst gealfabetiseerd zijn en nu taalniveau A1/A2 proberen te halen.
Lesfragment
D: “We hebben al veel geoefend met de gesprekken, we gaan nu lezen. Dat is ook belangrijk voor het examen. Je moet goed begrijpen als je iets leest.”
De docent deelt een tekst uit van een leergang over lezen, die inhoudelijk aansluit op onderwerpen die ze eerder heeft behandeld. De tekst heeft een titel en een illustratie.
D: “Ik ga het verhaal eerst voorlezen, probeer maar mee te lezen. Ik begin bij de titel.”
De docent leest de titel voor en vraagt wie dit begrijpt, ze verduidelijkt de woorden. Dan gaat ze verder met de tekst. Ze leest langzaam voor, houdt na elke zin even stil.
D: “Kijk, ik ben nu hier, onder het plaatje. Ziet iedereen dat? Daar ga ik verder lezen.”
De docent leest een zin met het woord ‘overmorgen’.
D: “Hé, wie weet wat dat is, overmorgen? Vandaag is het woensdag. Welke dag is het dan overmorgen?”
C1 moet het antwoord schuldig blijven. C2 weet het wel. De docent noemt met de cursisten de dagen van de week op, en vraagt welke dag het ‘morgen - overmorgen - gisteren - eergisteren’ is/was.
D: “C3, nu mag jij een volgend stukje lezen.”
C3 leest een paar zinnen. C1, C2 en C4 krijgen daarna ook de beurt om een paar zinnen voor te lezen.
D: “C5, wat zie je op het plaatje? Een plaatje is altijd belangrijk, het geeft informatie over het verhaal. Wat zie je op het plaatje?”
C5 noemt een paar woorden, de andere cursisten vallen bij en noemen ook een paar woorden.
D: “Heel goed, jullie weten al veel woorden en die horen ook allemaal bij de tekst. Heel goed, prima. Nu gaan we kijken naar de vragen bij de tekst. Kijk maar op de volgende bladzijde. We lezen eerst samen de vragen, maar we proberen nog geen antwoord te geven.”
De docent leest de vragen voor. Een cursist wil telkens het antwoord al roepen, drie cursisten vragen de docent bij het voorlezen om hulp, want ze weten het antwoord niet.
D: “Nee, ik ga nu nog niks zeggen. Iedereen gaat het zo eerst zelf proberen.”
De cursisten gaan individueel aan het werk en de docent loopt rond. De cursisten vragen of ze het goede antwoord hebben gekozen, maar de docent zegt nog niets. Ook bij de cursisten die het moeilijk vinden, geeft ze de antwoorden niet. Wel probeert ze er met de cursisten achter te komen in welk stukje het antwoord staat.
Na een kwartier gaan ze de antwoorden gezamenlijk nabespreken en is dit lesonderdeel ten einde.
Reflectievragen - Didactiek lezen
De docent zorgt ervoor dat de cursisten oefenen met verschillende leesteksten en leesdoelen.
Over dit fragment:
- Welke leesstrategieën behandelt de docent met de cursisten in deze passage? Wat vind je van het moment waarop de docent de leesstrategieën inpast? De docent noemt het doel/de zin van de leesstrategieën niet expliciet. Vind je dat dat moet (denk ook aan de doelgroep)?
- Cursisten een tekst hardop laten lezen is volgens het Handboek NT2 (Bossers & Vermeer 2010, pagina 305-306) niet zo zinvol. Wat beoogde de docent volgens jou met het hardop laten lezen door de cursisten in bovenstaande passage?
- Is het zinvol dat ze de tekst zelf ook hardop voorleest? Waarom wel/niet?
- De docent onderbreekt het lezen van de tekst een aantal keren, voor woordverklaringen, voor strategieën, voor de illustratie. Wat vind je van de volgorde?
Je eigen lespraktijk:
- Zoals in de inleiding beschreven, vindt lezen vaak buiten de les plaats. Dit voorbeeld laat lezen in de les zien. Vind je het effectief? Waarom wel/niet?
- Wat doe je zelf in je lessen? Laat je cursisten binnen of buiten de les lezen? Wat zijn je argumenten? Geldt dit voor alle doelgroepen?