Casusbeschrijving
De groep bestaat uit 9 cursisten, van wie er in deze passage 7 aanwezig zijn. Het zijn cursisten die voorbereid worden op het inburgeringsexamen. Ze zijn moeilijklerend. De passage gaat over een schrijfopdracht op niveau A1. De cursisten leren schriftelijk verslag uit te brengen en hanteren hierbij het perfectum. In totaal duurt dit lesonderdeel bijna een uur en vindt plaats na de pauze. Mondeling verslag uitbrengen is in een vorige les aan de orde geweest.Lesfragment
D: “We gaan nu verslag uitbrengen, niet mondeling, maar schriftelijk. Ik geef je een papier met plaatjes. Bij elk plaatje moet je zo een zin schrijven.”
De docent deelt het papier met de 8 plaatjes [over een dagindeling] aan iedereen uit. Cursisten bekijken het.
D: “De zinnen beginnen allemaal met ‘ik’. En dan schrijf je op wat je doet. Bijvoorbeeld: ik kleed mij aan. Dat gaat dus over nu. Maar als je verslag doet, moet je schrijven over gisteren.”
De docent schrijft op het bord: Gisteren heb ik mij aangekleed.
D: “Wat staat er op het volgende plaatje?”
C1: “Is van ontbijt.”
D: “Ja, heel goed. Je kunt schrijven: ‘Ik heb gegeten.’”
[De docent schrijft dit op het bord.]
Dan vraagt ze aan een paar cursisten: “Wat heb jij vanmorgen gegeten?”
Cursisten geven antwoord en de docent geeft hun veel complimenten. Plaatje voor plaatje worden de zinnen op dezelfde manier behandeld. Eerst brengen de cursisten een zin in, dan schrijft de docent de zin op het bord. Er zijn meerdere oplossingen mogelijk per plaatje en de docent honoreert veel antwoorden en stimuleert de cursisten om nog meer te zeggen.
D: “Nu zijn er nog 3 plaatjes over. Ga die nu zelf maar eens doen. Ga maar proberen, je kunt het nu best zelf.”
De cursisten gaan aan het werk en maken zinnetjes bij de plaatjes.
D, na 7 minuten: “We gaan de antwoorden bespreken.”
De cursisten zeggen om de beurt een zin op. De docent schrijft de zinnen op het bord: Ik heb lekker geslapen. Ik heb in bed gelegen. Ik heb in bed lekker geslapen.
D: “We gaan nu een bewijs maken voor het portfolio. D2 heeft jullie gevraagd om na te denken over een werkdag. Daar moet je zelf zinnen voor maken. Ik ga het niet nakijken, je mag me wel iets vragen. Eerst ga je oefenen, en daarna moet je met pen op het blaadje schrijven.”
De meeste cursisten hebben werk en begrijpen wat de bedoeling is. Ze schrijven de zinnen op een kladblaadje. C2 heeft geen werk en ook geen werkervaring. De docent gaat bij haar zitten en helpt haar om de dagindeling als huisvrouw/cursist te bedenken. C2 begrijpt de bedoeling en gaat ook zinnen schrijven. De docent loopt langs en kijkt of de cursisten zinnen schrijven. Ze corrigeert niet.
D: “Goed zo, jullie hebben al veel geschreven. Wat goed dat je dat nu kan! Schrijf je zinnen nu in het net over. Je mag fouten maken, want het is niveau A1. Dan is fouten maken nog niet erg. Je moet wel de ‘ge-woordjes’ gebruiken.”
Reflectievragen -Didactiek schrijven
De docent zorgt ervoor dat de cursist oefent met de verschillende schrijfdoelen en zich in verschillende schrijfdoelen adequaat leert uitdrukken.
Over dit fragment:
- Cursisten moeten leren om in verschillende situaties te kunnen schrijven. Welke situatie wordt hier geoefend? Bereiken de cursisten het doel, denk je?
- Geeft de docent in deze passage feedback op inhoud of op vorm? Uit welk stukje uit het fragment blijkt dat?
- Hoe brengt de docent structuur aan in deze schrijfles?
Je eigen lespraktijk:
- Schrijven wordt vaak gezien als een activiteit die beter buiten de lesuren kan plaatsvinden. Deze docent trekt een uur voor deze schrijfopdracht uit. Vind je dat effectief? Waarom wel/niet?
- Wat doe je zelf in je lessen? Laat je cursisten binnen of buiten de les schrijven? Wat zijn je argumenten?
- Cursisten worden in dit lesfragment voorbereid op een vrije schrijftaak. Ze oefenen eerst zinnen, en daarna kunnen ze dezelfde zinnen gebruiken voor hun eigen verhaal. Hoe bereid je zelf cursisten voor op een vrije schrijftaak? Geef een voorbeeld uit je eigen lespraktijk.
- Hoe ga je om met fouten die cursisten maar blijven maken (denk aan: inversiefouten, werkwoordsfouten): blijf je die uitleggen, of denk je ‘oefening baart kunst’?