KET-les Materiaalgebruik 3 Routebeschrijving

Casusbeschrijving

In deze les gaan 10 cursisten die zich voorbereiden op het inburgeringsexamen aan de slag met routebeschrijvingen. Nadat de cursisten bezig zijn geweest met 'taalpingpongen', de nabespreking van een praktijkopdracht en een schrijfoefening, gaan ze nu voor de pauze tot slot nog aan de slag met een nieuw onderwerp: de routebeschrijving. De cursisten komen uit Rotterdam, de kaart is van buurgemeente Schiedam.

Lesfragment

D: “Kijk eens wat ik bij me heb?”
De docent houdt geplastificeerde kaarten van Schiedam omhoog, die ze vervolgens per tweetal uitdeelt.
De docent schrijft op het bord waar de cursisten staan (het station) en waar ze naartoe willen (de Bierkade). De docent geeft ook aan dat ze zich lopend gaan verplaatsen.
D: “Jullie gaan vertellen hoe jullie gaan lopen en of jullie links, rechts of rechtdoor gaan. Op het bord staat waar jullie naartoe willen. Jullie hebben vijf minuten de tijd voor de oefening.”

De cursisten beginnen met elkaar te praten en leggen routes uit. De docent loopt tijdens de oefening langs de tafels. Na enkele minuten neemt de docent het weer plenair.
D: “Wie gaat mij vertellen, hoe kom je van het station naar de Bierkade?”
Cursist 1 meldt cursist 2 aan om het antwoord te geven. Cursist 2 begint en maakt een fout. De docent corrigeert haar.
De overige cursisten controleren de route niet mee. Sommige cursisten bladeren in hun boek.
Cursist 2 komt er niet helemaal uit. De docent helpt haar en laat zien dat de weg een bocht maakt. De docent schrijft op het bord: met de bocht mee. Vervolgens doet de docent de hele routebeschrijving nog eens voor.
D: “Is er nog een andere weg van het station naar de Bierkade? Had iemand een andere route?”
Cursist 3 met een andere route krijgt de beurt en vertelt zijn route. De docent herhaalt deze routebeschrijving nog een keer. Intussen zitten de meeste cursisten iets anders te doen.
Een vierde cursist krijgt de beurt om ook een volgende route te vertellen. Ook hierbij zijn de  overige cursisten onrustig. De docent grijpt in en vraagt alle cursisten om even op te letten en naar cursist 4 te luisteren. De docent herhaalt wat cursist 4 verteld heeft.
De docent vraagt of er nog cursisten zijn met een andere route. Cursist 5 krijgt de beurt. Hij neemt dezelfde route als cursist 4.

De docent rondt de oefening af met: “Nog even voor de koffie een paar woorden op het bord.”
Ze tekent een kruispunt op het bord en vraagt de cursisten hoe het heet. Vervolgens trekt ze lijnen met een stift en vraagt naar de richtingen. Daarna tekent ze een straat met zijstraten en vraagt naar woorden. Tot slot tekent de docent een gebouw en gaat in op de woorden aan de rechterkant en op de hoek.
De cursisten geven antwoorden (maar niet allemaal). De docent schrijft ook de woorden die in de routebeschrijvingen voorbij kwamen op het bord en vraagt naar nog meer woorden bij het thema verkeer. Hierop geven de cursisten geen extra woorden, waarop de docent dit vervolgens zelf doet.

Reflectievragen - Materiaalgebruik 

De docent maakt effectief gebruik van de ter beschikking staande hulpmiddelen en materialen.

Over dit fragment:

  1. Bekijk hoe deze opdracht rondom de routebeschrijving is opgebouwd. In hoeverre maakt de docent effectief gebruik van het materiaal (kaarten, bord)? Op welke punten gebeurt dit wel? Op welke punten gebeurt dit niet?

Je eigen lespraktijk:

  1. Op welke manier zet je in jouw lessen materiaal in? Welke hulpmiddelen en materialen gebruik je en hoe zet je deze vervolgens in?
  2. Ben je tevreden over het materiaal dat je tot je beschikking hebt en over de effectiviteit van je eigen materiaalgebruik? Waarom wel of niet?

 

Je kunt dit fragment ook nog bekijken vanuit het didactisch aspect Taalstimulering.