Casusbeschrijving
Dit fragment komt uit een les aan een groep laagopgeleide vrouwen. In deze beginnersgroep zijn deze les veel nieuwe cursisten aanwezig. De docent begint de les daarom met een opdracht om jezelf voor te stellen. Via een activerende werkvorm oefenen de cursisten met het zichzelf voorstellen.
Lesfragment
D: “Vandaag zijn er veel nieuwe mensen. Wat we gaan doen is oefenen met onszelf voorstellen. Dat hebben we aan het begin in oktober ook al gedaan.”
D: “Als ik iemand voor het eerst zie, bijvoorbeeld die mevrouw, dan wil ik toch weten hoe ze heet. Dat gaat bijvoorbeeld zo..”
De docent doet het voorstellen voor met een cursist.
D: “Aangenaam. Voornaam, achternaam.”
D: “Je moet hetzelfde zeggen als de ander. Je zegt eerst je voornaam, dan je achternaam.”
De docent tegen een cursist die wegkijkt: “Blijf me even netjes aankijken.”
D: “Willen jullie even gaan staan? We hebben een grote klas.”
De cursisten gaan in een kring staan. De docent geeft instructie: “Loop door elkaar, begroet elkaar en stel jezelf voor.” De cursisten lopen door elkaar en ook de docent doet mee met de opdracht.
D: “Gaat goed dames.”
De cursisten komen terug in de kring. De docent vraagt in de kring of ze nog weten hoe iedereen heet. Wanneer iemand een naam niet kent, moeten deze cursisten zich nogmaals aan elkaar voorstellen.
Terwijl ze in de kring staan, komt er wat verlaat nog een cursist binnen.
D: “Kom erbij in de kring. We zijn gaan staan, kom erbij.”
Deze cursist moet zich nog even voorstellen aan de groep.
Reflectievragen - Werkvormen
De docent gebruikt diverse werkvormen.
Over dit fragment:
- In het fragment doet de groep een opdracht in een kring. De docent doet zelf ook mee. Wat zouden de voor- en nadelen kunnen zijn van het zelf meedoen met zo’n werkvorm?
- Dit is een les aan een groep laagopgeleide vrouwen. In hoeverre vind je deze werkvorm ook geschikt voor een andere doelgroep? Waarom wel of niet?
Je eigen lespraktijk:
- Kijkend naar je eigen lessen, welke werk- en oefenvormen gebruik je? Welke werkvormen gebruik je vaak? Welke werkvormen bijna nooit? Hoe is de afwisseling?
- Wat voor werkvormen gebruik je in jouw lessen om cursisten te activeren?