KET-les Taalstimulering 4 Terugblik op bezoek

Casusbeschrijving

Dit fragment komt uit een les aan 10 cursisten die zich voorbereiden op het inburgeringsexamen. In de vorige les is er een gastspreker van de gemeente in de les geweest. In deze les wordt het gesprek met de gastspreker verder nabesproken.

Lesfragment

De docent herhaalt wat er maandag in de les gebeurde.
D: “Meneer X was maandag in de klas. Ik heb vragen gemaakt over wat hij verteld heeft.”
De docent geeft aan dat de cursisten daar de komende 30-45 minuten over gaan praten. Ze benadrukt dat de cursisten niet hoeven te schrijven, maar alleen gaan praten. Ze deelt de vragen uit en zegt dat ze zo nog meer gaat vertellen over hoe ze de oefening gaan doen.
Elk tafeltje krijgt andere vragen. Voor de cursisten die maandag niet in de les waren heeft de docent algemene vragen over de gemeente.

De docent heeft de vragen uitgedeeld en gaat verder met de instructie.
D: “Iedereen kijkt vijf minuten alléén naar de vragen. Je bedenkt wat het antwoord is. Daarna ga je erover praten.”
De docent controleert of de cursisten het hebben begrepen.
C: “Moet ik schrijven?”
D: “Nee, je moet niet schrijven, alleen praten.”
De cursisten gaan aan het werk. De docent loopt rond, helpt en stimuleert de cursisten om te praten over wat de gastspreker verteld heeft.

Na vijf minuten gaan ze plenair vragen nakijken. De docent leest de vraag op en geeft het groepje dat die vraag had het woord. De overige cursisten praten mee over die vraag. De docent laat bij het antwoorden veel tijd voor de cursisten om een eigen antwoord te formuleren.
De docent vraagt bij halve antwoorden door: “Inderdaad, de mensen, en welke mensen?” Vervolgens vult de docent de antwoorden aan met extra informatie over de gemeente. Ze controleert daarbij niet of alle cursisten alle antwoorden steeds begrijpen.

Nadat alle vragen besproken zijn, vraagt de docent: “Hoe vonden jullie het bezoek van de man? Begrepen jullie alles wat hij zei?”
C: “90%.”
D: “Nou dat is heel mooi!”
De docent stelt nog wat begrips- en geheugenvragen aan de groep en sluit daarna dit lesonderdeel af.
D: “Heeft iemand nog iets te vragen over het bezoek?”
CC: “Nee.”

Reflectievragen - Taalstimulering 

De docent creëert ruimschoots mogelijkheden voor taalproductie door cursisten.

Over dit fragment:

  1. Hoe stimuleert de docent in dit fragment interactie tussen de cursisten? Welke andere mogelijkheden kun je bedenken om interactie te stimuleren?
  2. Hoe komt de werkvorm denken – delen – uitwisselen hier naar voren? Vind je deze werkvorm geschikt voor deze nabespreking van de gastspreker? Waarom wel/niet?

Je eigen lespraktijk:

  1. Welke oefenvormen vind jij geschikt om taalproductie uit te lokken? Welke gebruik je vaak?

 

Je kunt dit fragment ook nog bekijken vanuit het didactisch aspect Praktijkgericht leren.